Chanoeka is het Joodse feest van de lichtjes. Het is het verhaal van religieuze en nationale vrijheid, van het behoud van de eigen identiteit, van de weinigen, die in opstand kwamen tegen velen en het is een feest dat gaat over lichtjes en wonderen.
In het jaar 167 voor het begin van de jaartelling trok een kleine groep Joodse opstandelingen de heuvels van Judea in. Zij konden de onderdrukking door de Griekse heersers niet meer tolereren. Zij voerden een riskante oorlog met de overheersers. Drie jaar later konden zij de tempel in Jeruzalem heroveren. De menora, de kandelaar, in de tempel moest worden ontstoken. Er was slechts olie voor één dag. Maar het licht bleef acht dagen branden, genoeg om nieuwe geweide olie te maken.
Tijdens het acht dagen durende feest van chanoeka wordt thuis de menora ontstoken. Dit is een kandelaar met negen armen: acht voor elke dag van het feest en één om de andere kaarsen mee aan te steken, de sjamasj. Elke dag wordt er eenkaarsje meer aangestoken totdat alle negen kaarsjes op de laatste avond branden. Terwijl de menora voor het raam staat te stralen, worden in het gezin spelletjes gespeeld, speciale gerechten gegeten en cadeautjes uitgepakt.
Het aansteken van de menora in de synagoge